Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AT1882

Datum uitspraak2005-03-11
Datum gepubliceerd2005-03-23
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/1838 AKW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzet ongegrond. Opposant heeft niet aangetoond noch aannemelijk gemaakt dat hij het griffierecht daadwerkelijk heeft betaald.


Uitspraak

03/1838 AKW U I T S P R A A K met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen: [opposant], wonende te [woonplaats], Marokko, opposant, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, geopposeerde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING De Raad heeft bij uitspraak van 27 augustus 2004 het door opposant ingestelde hoger beroep tegen een ten aanzien van hem gegeven uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2003, nummer AWB 02/660 AKW, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. Tegen die uitspraak heeft opposant een verzetschrift ingediend. Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 28 januari 2005. Partijen zijn niet verschenen. II. MOTIVERING Bij schrijven van 20 juni 2003 is opposant gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht. Bij aangetekend schrijven van 8 augustus 2003 en 26 februari 2004 is opposant erop gewezen dat het door hem verschuldigde griffierecht binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de bankrekening van de Raad dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep. In het verzetschrift heeft opposant aangevoerd dat hij het griffierecht op 3 juli 2003 per internationale postwissel heeft betaald maar dat deze postwissel werd geweigerd waarna het bedrag door de bank aan hem is teruggestort. De Raad stelt vast dat het griffierecht niet is betaald. Hetgeen opposant verder in verzet heeft aangevoerd, te weten dat hij het verschuldigde bedrag per aangetekend verzonden schrijven aan de Raad heeft toegezonden, bevat geen grond op basis waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest. De Raad overweegt daartoe dat opposant niet heeft aangetoond noch aannemelijk heeft gemaakt dat hij het griffierecht ook daadwerkelijk heeft betaald. Van een door opposant aangetekend verzonden schrijven is de Raad niet gebleken. Het verzet moet derhalve ongegrond worden verklaard. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. D.J. van der Vos en mr. G.J.H. Doornewaard als leden, in tegenwoordigheid van J.E. Meijer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2005. (get.) J. Janssen. (get.) J.E. Meijer.